Begrotingsdebat met minister van financiën Van Peteghem

Begrotingsdebat met minister van financiën Van Peteghem

 

Gisterenavond (16 december) kwam ik tussen in de begrotingsbespreking met minister van financiën Vincent Van Peteghem (CD&V). Het bood de kans hem enkele fundamentele vragen voor de voeten te gooien.

 

De hele tekst heb ik hier overgenomen van het voorlopige Kamerverslag. Het was een spontane tussenkomst, dus heb ik geen zelf geschreven versie. U kan dat verslag hieronder lezen.

Peter De Roover (N-VA): Mijnheer de minister, ik vond uw inleiding heel interessant. Ik heb er vooral uit geleerd dat u intussen in De Pinte in de meerderheid zit en dat ook een meerderheid een bepaalde strategie heeft.

Ook die strategie is trouwens redelijk voorspelbaar. De nieuwe inkomsten raken namelijk niemand, het zijn micro-inspanningen. U bent een christendemocraat en u weet dus uiteraard dat er ooit een miraculeuze broodvermenigvuldiging is geweest. Waarschijnlijk dacht u dat wat toen kon nu ook moet kunnen, laten we het nog maar eens proberen. We schrapen dus overal een paar kruimeltjes bij elkaar en uiteindelijk wordt dat een groot brood. Niemand zal er iets van voelen en iedereen zal er enorm veel voordeel uit halen. We kunnen immers in alle richting allerhande dingen uitdelen.

Dat is een mooi verhaal, het verhaal van een meerderheid. Het is echter niet erg geloofwaardig dat de optelsom van die kruimels die niemand voelt, kan leiden tot een uitdeelpolitiek waar iedereen beter van wordt.

Ergens klopt er iets niet, maar dat is dan ook het verhaal van de meerderheid. Extra koopkracht, de zwakkeren worden ondersteund, een verhoogde aftrek, we zorgen voor mensen – dat was het christendemocratische onderdeel van uw goednieuwsshow – en er is een evenwicht tussen inkomsten en uitgaven.

Tabak is trouwens een mooi voorbeeld. Het is zowel de bedoeling om daarvan budgettaire opbrengsten te krijgen als om de mensen aan te zetten om minder te roken. Ik hoop voor u dat dat laatste niet lukt, want anders vallen die inkomsten weer tegen.

De effectentaks zal een significante opbrengst hebben. Het wordt een jaarlijkse taks, zegt u, en u linkt dat dan aan de coronacrisis. Ik heb altijd goed samengewerkt met mijn goede collega Servais. Ik wilde daarnet reageren op wat hij had gezegd, maar omdat hij op mijn broer had gereageerd en niet op mij mocht ik geen persoonlijk feit inroepen.

Ik heb hem gezegd dat als dat dan toch aan de coronaproblematiek wordt gekoppeld, laten we er dan een einddatum op plakken. Ja, antwoordde hij, maar dat zal langer dan een jaar duren. Ik ben een heel constructief iemand, dus laten we die einddatum dan niet op eind 2021 zetten, maar op eind 2022 of eventueel zelfs 2023. Als het effectief de bedoeling is om daarmee de extra uitgaven van corona mee te financieren, dan neem ik aan dat wij de toekomst daarmee niet zullen belasten op het ogenblik dat die coronapil verteerd is.

Dus, mijnheer de minister van Financiën, hoe lang denkt u dat de gevolgen van corona zullen aanslepen? Wanneer mogen wij van u het eindpunt verwachten van die effectentaks? Als u zegt dat er geen eindpunt is, gelieve dat dan niet langer te koppelen aan de coronacrisis. Het is het een of het ander. Noem dit de strategie van de minderheid, maar een antwoord zou daar wel prettig zijn.

U plant een grote fiscale hervorming. Ik kijk daarnaar met veel belangstelling uit, want u zegt terecht dat dat een heel goede zaak is. Het probleem bij fiscale hervormingen is doorgaans dat men de eerste stap vergeet.

Als u nu met ons afspreekt om die eerste stap te zetten, dan bent u een goede bondgenoot in die oefening rijker, namelijk de N-VA-fractie. Die eerste stap is ook een cap, meer bepaald een die ons echt interesseert, namelijk de bovencap. Laten wij nu eens afspreken wat het maximum is dat de overheid aan fiscale afroming pretendeert te willen doen. Als u daarop een bovencap zet, waar de overheid niet overheen gaat, dan wordt de hele discussie over waar, op welke rechtvaardige en meer efficiënte manier we die middelen vinden, een heel boeiende oefening waarvan wij zeker voorstander zijn.

Onze angst is echter, als bijvoorbeeld de indruk wordt gewekt dat er belastingen kunnen worden geheven op huurinkomsten, dat dit gewoon dient om de totaliteit verder op te pompen. Het is dan gewoon een techniek om, onder de benaming fiscale hervorming, de totale afroming van de overheid te verhogen. Kunt u ons garanderen dat uw fiscale hervorming niet de totale afroming zal verhogen, maar bij voorkeur zelfs de ambitie heeft om die naar beneden te brengen, gelet op het feit dat wij Europees en zelfs wereldwijd gezien toch in de toplaag zitten?

Als dat de eerste stap is, dan denk ik dat de discussie veel complexlozer gevoerd kan worden dan wanneer u weigert om dat engagement aan te gaan. Immers, eerlijk gezegd, als wij de huidige belastinggreep van de overheid op onze burgers, bedrijven en samenleving kennen, dan moet het toch mogelijk zijn om een normale overheidswerking te garanderen met een kleinere overheidsaanslag. In alle buurlanden is een betere dienstverlening van de overheid tegen een lagere kostprijs mogelijk. Wanneer u met die fiscale hervorming zult starten, gelieve ons dienaangaande eerst gerust te stellen, en dan kan de discussie interessanter worden.

Daarstraks is de naam van Wim Moesen gevallen. Ik heb twee jaar lang les van hem gehad. Het is een zeer vriendelijke man. Hij vertelde toen dat hij als jongeman mensen wilde helpen, maar niet tegen bloed kon, want anders was hij dokter geworden.

Hij is toch doctor geworden, maar dan in de economie. Hij was de patroon van onze afdeling overheidsfinanciën in de goede oude Ufsia, de jezuïetenburcht van Antwerpen.

Hij is daarstraks geciteerd, omdat hij in de media zijn wijsheid over uw werk heeft laten gaan. Hij heeft trouwens een standaard handboek geschreven, samen met vader Vic Van Rompuy, ook een autoriteit op het vlak van overheidsfinanciën. Hij spreekt over 3 miljard euro niet-onderbouwde inkomsten en uitgaven. Hij wijst op een verschil van 4 % in de schuldgraad tussen uw inschatting en die van de EU. Dat zijn jammer genoeg toch geen details. Men zegt misschien: 4 % op 100 is niet veel, maar dat gaat over 19 miljard euro. Als hij ook maar een klein beetje gelijk heeft, zitten we met een serieuze misrekening van uw kant.

Interessant was ook wat hij geschreven heeft over een aanvaardbaar tekort. Dit is economie of bedrijfshuishoudkunde voor degenen die geen leenwoorden willen gebruiken. Er is natuurlijk een fundamenteel verschil tussen consumptieve uitgaven – dat is het geld dat elke maand binnenkomt en ook weer buitengaat, dat moet je dan ook gedekt hebben – en investeringen.

Moesen zegt: in een gemakkelijke oefening is 2,2 % investeringsgraad van het BBP toch wel een gemiddelde waarnaar men moet streven, misschien zelfs wat meer <de regering mikt hoger-noot>. Hij zegt: wanneer je zelf een traject uitwerkt dat naar 6 % gaat, dan zit men natuurlijk met 4 % consumptieve uitgaven die men gaat afdekken met, ik vermoed, leningen. Dat is natuurlijk niet volgens het huishoudboekje. Daar moet je zelfs geen doctor voor zijn om dat vast te stellen. Hij noemt uw groeiverwachtingen onrealistisch. Ik denk dat het goed is om die opmerkingen mee te nemen.

U spreekt over de fiscale fraude. U bent daar zeer ambitieus, zegt u. U verwijst naar een van uw voorgangers, John Crombez. U gaat zijn techniek terug gebruiken, maar u verwacht een veel grotere return. Zelfs wanneer ik uw ambitie zou volgen, zie ik een zekere onlogica in die ambitie, want 200 miljoen euro extra opbrengsten door de strijd tegen fiscale en sociale fraude groeit naar 1 miljard euro in 2024.

Wat ik niet goed begrijp, is waarom dat niet omgekeerd is. Waarom zegt u niet: wij zullen het eerste jaar het laagst hangende fruit plukken, en dat zal een miljard opleveren, maar gaandeweg zitten wij natuurlijk met het probleem dat degene die wij gepakt hebben daarna wel voorzichtiger zullen zijn en zich niet meer aan dezelfde steen zullen stoten.

U zult dus vermoedelijk een kleinere groep van mensen hebben die u makkelijk zult kunnen pakken. Bovendien zijn er weer anderen die zich zullen aanpassen aan uw technieken om hen te vangen.

Wat is de logica om te denken dat uw mechanisme ertoe leidt dat u jaar na jaar meer fiscale en sociale fraude zult vangen? Ik mis ergens iets in uw redenering.

Over het CAP <In de regeringsplannen zal deze overheidsdienst geïnformeerd worden over het saldo van uw bankrekeningen-noot> zal straks nog iets gezegd worden. Ik wil één kleine opmerking maken. U zegt de getallen niet terug te vinden op www.cap.be. Ik zal even uit mijn oppositierol vallen en zeggen dat u dat goed gedaan hebt om dat niet publiek te zetten.

Maar, die cijfers komen wel bij de overheid terecht en u hebt daar wel een gigantisch groot vertrouwen in, in die overheid. Waar komt het op neer? Mensen verdienen door arbeid een inkomen. Dat inkomen wordt meegedeeld aan de overheid en daar wordt belasting op geheven. Dan heeft de overheid daar een stuk van meegenomen. Wij noemen dat belastingen. Over dat andere deel mogen de mensen dan vrij beschikken.

Als u zegt: ik zal dat deel weliswaar niet publiek meedelen maar ik zal er, als overheid, toch even naar kijken, dan vind ik dat u wel degelijk een rode lijn overschrijdt. Want doen alsof de overheid een neutrale en nooit te wantrouwen grootheid is, daar heb ik wat problemen mee.

Mijn laatste woord. U eindigde, zoals al uw collega's beginnen en eindigen in deze regering, met verbindende woorden. Dat is mooi. Kunt u dan uitleggen waarom geen enkele aanbeveling, en geen enkel amendement van de oppositie ernstig genoeg bekeken wordt om mee te nemen?

Waar is die verbinding? Wanneer gaat zij verder dan woordenkramerij? Ik kan aannemen dat, wanneer men een amendement of een aanbeveling indient die werkelijk haaks staat op uw beleid, omdat er natuurlijk ook wel politieke verschillen zijn, u een punt wilt maken en daarin niet meegaat, maar hoe ver gaat die verbinding eigenlijk? Hoe ver gaat de openheid die u demonstreert naar de oppositie, want – laten wij eerlijk zijn – de voorbije weken hebben wij in alle departementen – niet alleen het uwe – vastgesteld dat de meerderheid een muur opstelt waar de oppositie nooit zal doorkomen, op geen enkel moment en met geen enkel voorstel, hoe redelijk ook, zelfs niet wanneer wij woorden van ministers omzetten in aanbevelingen, omdat zij vergeten zijn in de eigen documenten. Hoe geloofwaardig is uw uitnodiging tot verbinding dan? Dat is toch een vraag die ik mij trouwens absoluut niet alleen bij u stel, maar bij de hele regering. U zit hier nu toevallig de meerderheidsstrategie uit de doeken te doen in wat wij hier dan maar Groot-Pinte zullen noemen.

 

Tussenkomst uit de plenaire zitting van 16 december 2020. 

Bekijk hier een fragment. 

Foto: Belga