Handleiding bij het gebruik van het woordje ‘maar’

Handleiding bij het gebruik van het woordje ‘maar’

We beleefden dankzij Pukkelpop weer een leerrijke week. Zo bleek racisme een mankement waaraan niet alleen sommige blanke mensen lijden én is het gebruik van het woordje ‘maar’ niet zonder bijbetekenis.

Als leraar mocht ik op geregelde tijdstippen ‘genieten’ van bijscholingen, die evenwel doorgaans weinig scholing inhielden. Minstens één keer evenwel was het aangebodene uitermate nuttig, althans het onderdeel over de betekenis van het woordje ‘maar’ bij rapportering.

Van Dale noemt ‘maar’ een tegenstellend voegwoord en Van Dale geloof ik zonder meer. “Het is niet wit maar zwart” is zo’n zinnetje dat aan duidelijkheid niets te wensen over laat. Het ding is zo donker dat het niet donkerder meer kan.

Doch er schuilt subtiliteit achter dat kleine woordje, vertelde ons die bijscholer. Bijscholers geloof ik dan weer niet zonder meer; deze overtuigde me wel. “Wat voor de ‘maar’ komt, hoort de luisteraar niet”, klonk de stelling. “Je hebt goed gewerkt maar je mag niet zo veel babbelen”, deelt iets heel anders mee dan “je babbelt veel maar je hebt goed gewerkt”. In het eerste geval gaat de mededeling over dat vervelende getater en houdt ze in feite een standje in. Zin twee prijst de leerling vooral voor het goede werk.

“Het is niet wit maar ook niet zwart” is dan ook absoluut niet gelijk aan “het is niet zwart maar ook niet wit”. Het eerste is een antwoord op de bewering dat iets niet wit is, wat bevestigd wordt maar met de nadrukkelijke bedoeling om bovendien duidelijk te maken dat het zeer zeker ook niet zwart is, mocht die indruk al gewekt worden. Wie vooral wil beklemtonen dat het niet zwart is, gebruikt de eerste formulering; wie dan weer in eerste instantie duidelijk wil maken dat het zeer zeker niet wit is, neemt de toevlucht tot de tweede. Het nuanceverschil is belangrijk.

Aan die bijscholing moest ik denken naar aanleiding van de heisa op Pukkelpop. Een koppel jonge vrouwen had zich daar, laten we zeggen, behoorlijk irritant gedragen waarop enkele jongeren reageerden met een liedje dat, laten we zeggen, ver over de fatsoenschreef ging. Het gedrag van beide partijen verdiende met recht en reden racistisch genoemd te worden. De jonge vrouwen omdat ze meenden dat ze omwille van hun donkere huidskleur bijzondere rechten konden doen gelden bij het optreden van een zwarte artiest. De jongeren, de blanke kant van het verhaal, reageerden met het zingen van de onversneden racistische zinssneden: “handjes hakken, de Congo is van ons”. Wansmakelijk zonder meer en terecht klonk er bij de grote meerderheid van de bevolking afschuw.

Dronken, niet bij nagedacht, geprovoceerd, slechte humor; het zijn evenveel verklaringen als slechte excuses. Dat er zich op de sociale media ook nog mensen uitten die één en ander probeerden te vergoelijken, kan er bij mij niet in. Als we het dan bijvoorbeeld over Westerse Waarden hebben, mag ik hopen dat dit soort vulgariteiten daar geen deel van uitmaakt en dat opvoeding in de geest van onze beschaving daar paal en perk aan stelt of dat toch tenminste probeert te doen. Trouwens, hoe geloofwaardig zijn pleidooien tegen misbruik van het racismeverwijt van degenen die echt racisme proberen goed te praten?

Terecht werd het verhaal van de provocerende zwarte vrouwen in de dagen nadien ook onder de aandacht gebracht. Uit hun sociale media-gebruik bleek dat ze anti-blanke boodschappen ook in tweets niet schuwen. Als verontschuldiging tegenover de Congo-zangers waren die aanvullingen waardeloos maar ze leerden nog eens dat racisme alles behalve racistisch is, want een kleur heeft het niet. In die zogenaamde sociale justice warriors-scène leven bijzonder bizarre ideeën, bleek weer. Zo lazen we in een commentaar van een zwarte vrouw dat ze zich “zelden veilig voelt in overwegend witte ruimtes”. Pardon, het feit dat een ruimte ‘wit’ is, volstaat om ze onveilig te noemen? Het etiket antiracisme vormt duidelijk geen garantie tegen racistisch denken. Trouwens, hoe geloofwaardig zijn pleidooien tegen racisme van degenen die zelf denken in termen van huidskleur en zich anti-blank opstellen?

Keren we terug naar ons maar-woordje. Die bijscholing kwam me weer goed van pas. De meerderheid van wie zich in het debat mengde wees gelukkig beide vormen van racisme af. Dat alle blanken heimelijk het afhakken van zwarte handen toejuichen, is volslagen onzin en wie het beweert getuigt alleen maar van de eigen slechte wil. De categorie “Akkoord, zo’n liedje dat kan echt niet maar die zwarte meisjes hebben zich wel misdragen” zat evenwel minder dan oppervlakkig vermoed in hetzelfde kamp als de groep “Ja, die meisjes hebben zich misdragen maar zo’n liedje kan toch echt niet”. Schrap, zoals die bijscholer suggereerde, het deel voor de ‘maar’ omdat de luisteraar/lezer daar toch weinig aandacht aan besteedt en het verschil komt vlijmscherp uit de oefening.

Moraal van het verhaal: let op met de gebruik van het woordje ‘maar’, je geeft er meer van jezelf mee bloot dat wellicht de bedoeling was. Het gebrek aan subtiliteit op sociale media kan bijzonder leerrijk zijn.

Labels