En dé vijand is… moslim

En dé vijand is… moslim

Aflevering zeven - de voorlaatste - van mij Saoedische reiservaringen.
Dit keer gaat het over het regionale en buitenlandse beleid. Voor wie er de leesmoed voor kan opbrengen.

 

Elk gesprek in het koninkrijk Saoedi-Arabië (KSA) komt neer op twee punten: terrorisme en Iran. Twee zinnen later gaat het nog maar over één ding want terrorisme en Iran worden door iedereen beschouwd als twee zijden van één en dezelfde medaille. Maar dat is slechts een flauwe poging om hét dilemma van de Saoeds te overstijgen.

 

Koning Abdullah, die de troon bezette van 2005 tot 2015 maar al regent sedert de beroerte van voorganger Fahd, startte een in vergelijking met zijn voorgangers assertiever buitenlands beleid. De Yankees, altijd de grote bondgenoten, lieten na de aanslagen van 11 september 2001 duidelijk verstaan schoon genoeg te hebben van de al te nauwe (financiële) banden tussen (inwoners van) Saoedi-Arabië en de moordende bende moslimterroristen die lelijk huis hadden gehouden in New York en Washington. De naam Osama bin Laden stond symbool voor die Saoedische betrokkenheid. Tegen 2003, toen Al-Qaeda zich tegen het koninkrijk zelf begon te keren, was het besef wel helemaal rijp dat KSA een soort monster van Frankenstein had gevoed, waarop alleszins in eigen land een keihard en compromisloos anti-terreurbeleid volgde.

 

In 2011 greep koning Abdullah in toen de sjiitische meerderheid in buurland Bahrein in opstand kwam tegen de soennitische koninklijke al-Khalifa-familie. Zo dicht bij huis lieten hij en zijn bondgenoten uit de Emiraten de Arabische lente liever niet komen, want bij het begrip sjiiet valt meteen het doemwoord Iran. De opstand werd met zeer harde hand neergeslagen.

 

Een derde element dat het meer actieve buitenlandse beleid van KSA verklaart, is te vinden in de Amerikaanse passiviteit in het Syrië-kluwen. Dat de dikke vrienden in Washington zo goed als werkloos toekeken hoe de protesten tegen president Bashar al-Assad in 2011 stelselmatig verder escaleerden tot een burgeroorlog en later een slagveld voor alle regionale en zelfs wereldmachten, deed in Riyad rode lichten aan slaan. Het besef groeide dat het land veel meer op de eigen kracht zou moeten kunnen rekenen om de eigen belangen te verdedigen. Geen betrouwbaarder vriend dan jezelf is misschien geen Arabische spreuk, het is wel een bij de Saoeds diep doordrongen levenswijsheid. De USA bleef weliswaar de eerste bondgenoot maar niet één waar feilloos op kan gerekend worden aangezien de belangen niet altijd samenlopen.

 

Abdullahs opvolger, de huidige koning Salman, trok de lijn verder en zijn zoon – intussen kroonprins – Mohammed bin Salman (MbS) zette zich actief aan het stuur. De strijd tegen het terrorisme blijft daarbij bovenaan de agenda staan. Minister van buitenlandse zaken Abdel al-Jubeir erkende dat het land in Afghanistan de verkeerde groepen had gesteund. Het mag niet verbazen dat velen in het westen niet in staat zijn het verschil tussen KSA en het moslimterrorisme van Al-Qaeda of IS te zien als ze in KSA zelf de lijn nooit duidelijk kunnen trekken.

 

De afkeer van Iran is zo prominent aanwezig in het strategische denken van de Saoedi’s dat ze in hun tactisch handelen altijd tot op de rand gaan (gingen?) in het steunen van soennitische verzetsbewegingen in Irak en Syrië. De beruchte IS (Islamitische Staat of Daesh) vormt zo’n soennitisch tegengewicht en dat bracht KSA in verleiding om die kaart te trekken tegen de sjiitische vijanden uit Teheran. Tot Riyad weer eens terugschrikt bij het besef aders te koesteren die naar de eigen borst happen.

 

Al Qaeda, IS, wahabieten en co delen toch allemaal een zeer fundamentalistische interpretatie van de soennitische islam en zullen dus wel goede vriendjes zijn? (Die fundamentalisten en radicale islamcritici zijn het er trouwens over eens dat ze geen interpretatie van de islam aanhangen maar de enige echte lezing van dat geloof.) Dat valt dus lelijk tegen, want de verschillen zijn cruciaal. Al-Qaeda of Daesh vinden het idee koninkrijk onverenigbaar met de reine religieuze kalifaatgedachte. Bovendien liggen de twee heilige steden Mekka en Medina in KSA en die wil elke rechtgeaarde moslimfundamentalist in handen krijgen. Kortom, in wezen zijn Al-Qaeda en IS gericht op de, zo nodig gewelddadige, omverwerping van het regime in KSA. Vandaar de fundamentele tegenstelling tussen wat eigenlijk geloofsbroeders zouden kunnen zijn.

 

En dan is er het altijd terugkerende dreigwoord Iran. Bij ons bezoek aan de State Security Presidency (SSP) werd het kader van het Saoedische veiligheidsbeleid duidelijk geschetst. Die gloednieuwe SSP werd opgericht in 2017 en bundelt het contraterrorisme en de binnenlandse inlichtingendiensten onder één dak. We werden ontvangen onder dat dak boven een weer eens indrukwekkend gebouw waar duidelijk power en macht huist.

 

“Wij willen een doeltreffende samenwerking met onze Europese en Amerikaanse collega’s. Voor de regio Frankrijk/België zetten wij een verbindingsofficier in en de samenwerking verloopt uitstekend”, horen we aan de overzijde van de tafel waar een stevige SSP-delegatie ons te woord staat. Je voelt het gewoon. Daar zitten mannen die je duidelijk best te vriend houdt. “Spijtig genoeg is die samenwerking zeer laat opgestart, pas na de aanslagen in Parijs en Brussel.” Je hoort ze net niet zeggen: ‘als jullie sneller met ons hadden willen samenwerken dan had dat heel wat ellende bespaard voor jullie landen’. De handen worden enthousiast uitgestoken want we willen dat verdomde terrorisme toch bestrijden en doen dat best samen, niet?

 

Maar achter elke terrorist staat uiteraard Iran, is het niet direct aangestuurd dan wel via indirecte weg. Iran vormt de bron en oorzaak van alle terrorisme in de regio en ver daar buiten. Vele gespreksgenoten verwijzen daarbij naar wat zij zien als hét schoolvoorbeeld van staatsterrorisme, te weten de aanval op de Saoedische ambassade in de Iraanse hoofdstad Teheran. Na de executie van de Saoedische sjiitische geestelijke leider Nimr al-Nimr in januari 2016 viel een woedende menigste die ambassade aan en stak ze in brand. Er werden weliswaar 40 mensen gearresteerd door de Iraanse politie en president Hassan Rouhani vond de aanval “onder geen beding aanvaardbaar” maar toch verwijten de Saoedi’s Iran zeer passief gebleven te zijn bij deze aanval op wat formeel diplomatiek Saoedisch grondgebied is. Sedertdien onderhouden beiden landen geen formele diplomatieke betrekkingen meer.

 

De Syrische president Assad wordt, niet zonder goede argumenten, beschouwd als een pion van Teheran en de toestand in Jemen kan evenmin begrepen worden zonder het perfide Iraanse plan mee in rekening te nemen. Dr. Abdullah Alfawzan van het King Abdullah Center for National Dialogue zou ons ‘s anderendaags iets dieper in de geschiedenis inwijden. In 1979 grepen de sjiitische ayatollahs de macht in Iran onder leiding van de Grote Leider Ruhollah Khomeini. “Zijn doel was uitgesproken en klaar: de macht grijpen in de hele moslimwereld en het land van de twee heilige steden vormt daarbij het voornaamste doelwit”, formuleert Alfawzan het Saoedische discours. Dat zou dan de verklaring vormen voor de religieuze verstrakking in KSA sedert 1979, die dan verklaard wordt als tegenreactie op de gebeurtenissen aan de andere kant van de Perzische Golf (zoals eerder opgemerkt: wie geen zeer kwade blikken wil oogsten spreekt in KSA beter over de Arabische Golf).

 

Toen wij in KSA waren kauwde de Amerikaanse president Donald Trump nog op zijn beslissing om het nucleaire akkoord met Iran stop te zetten. We vroegen er onze Saoedische tafelgenoten naar. Bij de SSC klonk het antwoord klaar en duidelijk: “Iran respecteert nooit verdragen.” Aan de dis met de leden van de Shura klonk even veel wantrouwen maar het verdrag opzeggen was op zich niet nodig, stevig heronderhandelen wel. Donald Trump bleek daar enkele weken later radicaler over te denken.

 

In februari ontving Prins Turki me in zijn bureau als hoofd van het Prins Faisal Center for Research and Islamic Studies, één van de toonaangevende denktanks in KSA. “Wij zijn niet tegen de technische aspecten van die deal”, vertelt hij me. Lees: we erkennen dat Iran voldoet aan de praktische afspraken. “Ook de GCC (samenwerkingsraad van de Golfstaten, waaronder KSA) gaf in 2015 publieke steun aan het akkoord. Koning Salman legde in dat jaar een gezamenlijke verklaring af met president Barack Obama. Ook daarin werd gesteld dat het een goede zaak was dat Iran door het akkoord weerhouden wordt om nucleaire wapens te ontwikkelen. Maar beide landen, de VSA en KSA, zouden daarnaast samenwerken om de uitdagingen ten gevolge van de Iraanse expansiepolitiek te lijf te gaan. Daar heeft Obama geen gevolg aan gegeven. Iran kon ongehinderd de invloed blijven uitbreiden. Zodoende werden de gemaakte afspraken maar half gevolgd.”

 

Zo lang Trump het nucleaire akkoord niet had opgeblazen, klonk het officieel discours in KSA: akkoord niet opzeggen maar aanscherpen en aanvullen met een meer actief beleid tegen de geopolitieke maneuvers die Teheran voert. Toen Trump het akkoord dan daadwerkelijk opzegde, reageerden de Saoedi’s wel meteen positief en schaarden ze zich achter die nieuwe koers.

 

De vice-preident van de SSP legt ook nadrukkelijk de link tussen Iran en Jemen. Nadat Iran zich in Irak en Syrië kon binnenwringen door handig gebruik te maken van de vijandelijkheden en via Hezbollah een beslissende voet aan de Libanese grond verwierf, probeert het land KSA langs een zuidelijk front helemaal klem te zetten. “Wij hebben een grens van 1500 km. met Jemen, onze nauwe zuidelijke buurstaat. Dat is erg lang om onze veiligheid te kunnen garanderen. Iran kreeg impact op dat land via Jemenitische studenten die in Teheran gingen studeren. De Houthi’s worden ingezet als de zuidelijke Hezbollah, een groep die via financiering en militaire ondersteuning kan gebruikt worden als zogenaamde proxy; buitenlandse uitvoerder van de Iraanse belangen. Dat die Houthi’s ballistische raketten kunnen afvuren bewijst de betrokkenheid van Iran. Zelf hebben ze daar niet de middelen, noch de technologie voor”, haalt de overtuigde de vice-president uit zijn argumententrommel. KSA blijkt op die flank supergevoelig en niemand laat er een spat twijfel over bestaan dat Jemen onder de eigen Saoedische invloedssfeer thuis hoort en nergens anders.

 

Toen de Houthi’s met ‘hun’ raketten zelfs de hoofdstad Riyad bleken te kunnen treffen, deed dat de Saoedi’s niet weinig opschrikken, letterlijk maar zeer zeker ook figuurlijk. In april 2015 trok KSA, binnen een inderhaast opgezette internationale coalitie, Jemen binnen, onder impuls van de gedreven MbS in zijn functie van minister van defensie. Die Jemenitische klus zou even snel geklaard worden met een blitzinterventie. Vandaag, drie jaar later, zit de situatie militair rotsvast. Van de 28 miljoen Jemenieten leven er nu 22 miljoen in een humanitaire rampsituatie. Weliswaar beseft ook KSA dat er geen alternatief bestaat voor een politieke oplossing maar het land ziet het aanhouden van militaire aanwezigheid als noodzakelijk drukkingsmiddel.

 

Voor KSA gaat de hele operatie om meerdere redenen goed fout. Militair verloopt de campagne ondermaats; ze kost handenvol geld en het imago van KSA wordt er zwaar door geschaad. Alle pogingen om de hervormingen van het land wereldwijd onder positieve aandacht te brengen, eindigen op de vernietigende vraag: “en, hoe zit het verder nog in Jemen?”.

 

In februari werd in Riyad het ‘International Humanitarian Forum’ georganiseerd dat vertegenwoordigers van vele internationale organisaties samenbracht om aan te geven dat humanitaire hulp een zaak is van wereldwijde verantwoordelijkheid. Het regende mooie woorden ter ondersteuning van nobele principes. Dr. Abdullah Al-Rabeeah staat als supervisor-generaal aan het hoofd van de King Salman Humanitairan and Relief Centre, organisator van dat Forum. Geen gewone sterveling die Al-Rabeeah maar een wereldautoriteit als pediater gespecialiseerd in het scheiden van siamese tweelingen. Van zo’n man kunnen de humanitaire bekommernissen niet in twijfel getrokken worden en dat hij grote inspanningen levert om de humanitaire nood in Jemen te helpen lenigen en daar ook zeer veel geld voor ter beschikking heeft, staat buiten kijf. Dat de wereld mag weten hoeveel moeite zijn Centre zich daarbij getroost is ook klaar als pompwater. Al-Rabeeah maakte dan ook graag een half uur vrij voor een persoonlijk gesprek met mij als westerse fractievoorzitter toen ik in februari zijn Forum bijwoonde. Al-Rabeeah somde op hoeveel vrachtwagens hulp zijn centrum dagelijks naar Jemen stuurt, daarbij ook opererend in Houthi-gebied zonder onderscheid des persoons. Veeg er de propagandalaag af en je eindigt nog met een serieuze hulpoperatie, maar uiteraard in niet geringe mate mee bedoeld als tegengif voor de grote PR-schade die de hele Jemen-oorlog voor KSA meebrengt.

 

De officiële president van Jemen Abd Rabbuk Mansur Al-Hadi moest zijn land ontvluchten in 2015 nadat hij door de opstandige Houthi’s was afgezet. In 2012 won hij weliswaar de verkiezingen overtuigend en formeel blijft hij het staatshoofd maar die functie moet hij uitoefenen vanuit Riayd. In zijn land zelf bezetten zijn vijanden, de Houthi’s, het meeste terrein en steunt Hadi vooral op de militaire coalitie rond KSA. Wij bezochten hem in het, jawel alweer schitterende paleis waar hij momenteel noodgedwongen maar zeer luxueus huist.

 

De man wekt een geslagen indruk wanneer hij zijn verhaal brengt. “De Houthi’s proberen een uitweg te forceren naar de zee want hun oorspronkelijke gebied ligt landomgeven. Wij sloten in 2013 een akkoord met hen, in de Conferentie van de Nationale Dialoog, maar toen Iran zich ging bemoeien liep dat op de klippen. Wij voerden later onderhandelingen onder supervisie van buurland Oman. Toen de Omaanse delegatie de kamer even verliet, kregen we van de Houthi-delegatie te horen: ‘niemand kan leven zonder zuurstof en Iran is de zuurstof voor de zwakke volkeren in de regio’. Met die mededeling eindigden de onderhandelingen. Wij willen dat de nationaal dialoog wordt voorgezet met als doel een confederaal Jemen waar ieders belangen worden gerespecteerd.” Het klinkt allemaal best redelijk maar we konden ons niet van de indruk ontdoen dat de definitieve oplossing er wel eens één zonder Hadi zou kunnen zijn.

 

Als we onze gesprekspartners van SSP vragen naar de relatie met Israël, na er op gewezen te hebben dat beide landen alvast in hun afkeer voor Iran zeer gelijklopende geluiden laten horen, dan volgt het handigere bochtenwerk. “Wij richten ons op ons nationaal belang. Iran is ook een probleem voor de VSA en de EU en wellicht andere landen. Maar met Israël onderhouden we geen betrekkingen. Dat land moet eerst ons vredesmodel aanvaarden, zodat de Palestijnen recht wordt gedaan”, klinkt het afgemeten.

 

De Palestijnse kwestie blijft aanwezig in het formele discours, zoals ik ook ondervond in februari. Toen sprak ik dus met de voorzitter van het King Faisal Center. Turki Al Faisal, zoon van gewezen koning Faisal, speelde decennia lang in de hoogste divisies van het Saoedische machtskluwen. Hij stond van 1979 tot 2001 aan het hoofd van de centrale inlichtingendienst en werd daarna ambassadeur voor zijn land in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten. Dat hij op 1 september 2001 vervangen werd in die Inlichtingendienst deed wel wat wenkbrauwen fronsen want amper 10 dagen later stortten de Twin Towers in. Wist prins Turki meer? Hij doet alvast de beschuldigingen over zijn contacten met Osama bin Laden, onder meer door Michael Moore geuit in Fahernheit 911, af als “grof oneerlijk”. Een proces tegen hem ingeleid door de (familieleden van) de slachtoffers van 9/11 liep wegens zijn diplomatieke onschendbaarheid uit op een sisser. Prins Turki zegt na augustus 1990 geen contact meer te hebben gehad met bin Laden. Critici beweren dat die er wel degelijk waren maar dan via een tussenpersoon.

 

Prins Turki staat bekend als criticus van het Amerikaanse beleid betreffende Israël en Palestina en in Afghanistan. Zijn pleidooi voor een verkiezing van de leden van de Shura, dat zo verder zou evolueren naar het klassieke parlementaire model, positioneert hem in het hervormerskamp. De Prins ontving me in zijn werkkamer en toen ik na zijn inleidende uiteenzetting opmerkte dat het grootste verschil tussen wat hij me vertelde en wat ik enkele weken eerder had gehoord in de Israëlische Knesset van politici uit Netayanhu’s Likoed-partij vooral in de kledij zat, schrok hij even op om snel weer op betrouwbare bodem te belanden. Ook Prins Turki beklemtoonde dat Israël eerst het Arabische Vredesinitiatief moet aanvaarden. Normale diplomatieke betrekkingen worden pas mogelijk nadat Israël zich heeft teruggetrokken tot aan de grenzen van 1967. “Geen enkele Israëlische leider heeft ooit de wil getoond om de tweestatenoplossing echt uit te voeren. Premier Benjamin Netanyahu staat te dicht bij de hardliners en de oppositie, die officieel zweert bij de tweestatenoplossing, is maar al te blij er geen werk van te moeten maken. Als Netanyahu zou opstappen wegens corruptie, zal hij opgevolgd worden door iemand die nog meer in het kamp van de harde aanpak zit. Dan evolueren we verder naar de joodse éénstaatoplossing die een permanent conflict met de Palestijnen inhoudt omdat die daar geen volle rechten krijgen. Dat project mondt uit in een feitelijk apartheidsregime met geprivilegieerde joden als eersteklasburgers. In dat verhaal stappen wij nooit mee.”

 

De Palestijnse kwestie wordt in het discours nooit vergeten, zeker niet bij iemand als prins Turki die als hoofd van een denktank de principiële lijn mee helpt bewaren. Tegelijkertijd zetten Arabische leiders die zaak zelden echt bovenaan de agenda. Bij veel internationale waarnemers domineert de indruk dat de Palestijnse kwestie vooral gebruikt wordt om in te zetten in de propagandastrijd en veel minder wanneer het op daden aankomt. De twee bezoeken aan KSA hebben die indruk bij mij alvast niet kunnen wegwerken. Openlijk ‘zaken’ doen met Israël is niet aan de orde maar de kaarten liggen zoals ze liggen. Wanneer Trump bijvoorbeeld dat nucleaire akkoord met Iran opblaast dan zijn het wel KSA én Israël die een spurtje trekken om als eerste geestdriftig de loftrompet te steken.

 

De bondgenootschappen in het Midden-Oosten willen geregeld wisselen en vormen zich via complexe mechanismen. Maar de basistekening komt toch erg dicht in de buurt van de volgende schets. Het sjiitische kamp staat onder leiding van Iran en telt verder als bondgenoten de Syrische president Assad, de Libanese Hezbollah, belangrijke politieke krachten in Irak en de rebellerende Houthi’s in Jemen. De soennitische kant is verdeeld. De naam Qatar viel ook wel eens in de gesprekken want die gewezen bondgenoot van KSA staat sedert enkele jaren op de zwarte lijst, onder meer door de activiteiten van nieuwszender Al Jazeera, het mediakind van de emir van Qatar. Achtergrond: Al Jazeera steunde volgens KSA wat te nadrukkelijk de agenda van de moslimbroeders tijdens de Arabische lente. Aan diezelfde zijde van wat we gemakshalve het moslimbroederkamp zullen noemen vinden we ook Erdogans Turkije. Qatar en Turkije staan niet totaal vijandig tegenover Iran waarmee ze ‘zo nodig’ wel zaakjes willen doen.

 

Het andere soennitische kamp wordt geleid door KSA en staat lijnrecht tegenover Iran. De Verenigde Arabische Emiraten, Bahrein en Egypte behoren tot die club, al zijn er wel eens wrijvingen zoals het volgens KSA eigengereide optreden van de Emiraten in Jemen onlangs liet zien. Deze vleugel kiest voor het ‘westerse’ kamp, kortom voor de Verenigde Staten als ruggensteun. En zo komt Israël in de feiten ook in datzelfde bondgenootschap terecht. Oman probeert zich zo veel mogelijk neutraal op te stellen. (Met de Russen, Koerden en christelijke minderheden liggen er nog enkele bijkomende maar belangrijke stukken in de doos van die complexe puzzel.)

 

De afkeer voor het sjiitische Iran bij KSA en co beïnvloedt dus één lijn in het internationale beleid van de KSA. Het besef dat fundamentalistische soennitische groepen als Al Qaeda of IS het gemunt hebben op de monarchie en hun oog werpen op het land van de twee heilige steden, bepaalt het denken van de andere school.

 

Enige tijd voor 9/11 vertelde prins Bandar bin Sultan, van 1983 tot 2005 (!) ambassadeur van KSA in de VSA en hoofd van de Saoedische Nationale Veiligheidsraad van 2005 tot 2015, aan de kopman van de Britse Veiligheidsdienst M16 Sir Richard Dearlove: “De tijd is niet meer ver af in het Midden-Oosten dat er letterlijk zal kunnen gezegd worden ‘God helpe de sjiieten’. Meer dan een miljard soennieten hebben gewoon genoeg van hen.” Korte tijd na 9/11 bezocht Dearlove Riyad samen met de toenmalige Britse premier Tony Blair. Ze kregen van het toenmalige hoofd van de Saoedische geheime dienst te horen: “9/11 is maar een speldenprik voor het Westen. Op langere termijn is het niet meer dan een reeks van persoonlijke tragedies. Wat deze terroristen echt willen is de vernietiging van het Huis van Saud en een totale remake van het Midden-Oosten.”

 

Die dubbelzinnigheid werd lang toegedekt door steun aan soennitische fundamentalisten in het buitenland en een harde bestrijding er van in eigen land. Dat is een evenwichtsoefening die met de regelmaat van een klok misloopt. Als we bij zowat elk gesprek ‘terrorisme’ en ‘Iran’ als de twee grote bedreigingen horen aanklagen, dan zit daar meteen het grote dilemma voor het Saoedische leiderschap in vervat.

 


 

Hier geplaatst op 5 juni 2018.

 

Foto: © PDR

 

TIP: Dankzij internet kunnen wij ook veel mensen bereiken buiten de klassieke media om. Help daarbij en deel dit artikel. Gewoon op de knop hieronder drukken.